Recent Nieuws donderdag 23 oktober, 2025 11:44
Heineken zet fors de schaar in: 2 tot 2,5 miljard bezuinigen na tegenvallende cijfers
Heineken heeft een flinke kostenkater – en dat lossen ze op met een streng dieet. Het bekende biermerk kondigt aan dat het de komende vijf jaar tussen de 2 en 2,5 miljard euro moet gaan besparen. Dat maakt het bedrijf vandaag bekend, net een dag nadat er teleurstellende kwartaalcijfers werden gepresenteerd.
De verkoop van Heineken-bieren loopt al een tijdje stroef, vooral in Europa en Amerika. In het laatste kwartaal daalde de omzet zelfs met 4 procent. En hoewel je onder de vlag van Heineken ook merken als Amstel, Brand en Affligem kent, lijkt de bubbels niet over te slaan bij de consument.
Dit is niet de eerste keer dat Heineken de portemonnee flink dichtknijpt. In 2020 begon het bedrijf al een besparingsronde van 3 miljard euro, verspreid over vijf jaar. Toch blijft de herstelrit gevoelig. Volgens topman Dolf van den Brink is er nog altijd sprake van een “traag herstel” vanwege de klappen die de sector kreeg tijdens de coronapandemie. Zijn boodschap is duidelijk: als Heineken wereldwijd koploper wil blijven, moet het bedrijf “fundamenteel veranderen”.
Maar er is ook hoop. Vooral in opkomende markten ziet Heineken ruimte voor groei. Denk aan landen als India, Vietnam, Ethiopië en Mexico. Daar stijgt niet alleen de bevolking, maar ook de middenklasse – en dus mogelijk ook de bierconsumptie.
Eerder ging bezuinigen gepaard met pijnlijke keuzes: zo verdwenen 8000 banen tijdens de vorige ronde. Of dit nieuwe besparingsplan opnieuw leidt tot grote personele inkrimping, wil Heineken nu nog niet zeggen. Wel is er al iets bekend: vorige week werd aangekondigd dat 400 kantoorbanen op het hoofdkantoor in Amsterdam verdwijnen. Tegelijkertijd worden er kleinere kantoren opgestart in andere delen van de wereld.
Digitalisering moet ook een grote rol spelen. Volgens een woordvoerder kan die zowel op kantoor als in de bierfabrieken flink wat kosten schelen. Wat precies er gaat veranderen, daar houdt Heineken zich nog wel heel erg op de vlakte over.
Onderwerp van artikel
Een nieuwe politieke storm loopt op in Hongarije, waar oppositieleider Peter Magyar ambitieus uit de hoek komt: hij wil niets minder dan premier Viktor Orbán van zijn troon stoten. Orbán zit al vijftien jaar onafgebroken aan de macht, en onder zijn leiding is het land flink veranderd – niet bepaald ten goede, als je kritische stemmen mag geloven. Er wordt gesproken over grootschalige corruptie, een geconcentreerde macht in handen van een paar naaste medewerkers, en rechters die nauwelijks nog onafhankelijk kunnen opereren. Daarnaast zijn LHBTI-rechten steeds meer ingeperkt, en de vrije pers is grotendeels het zwijgen opgelegd.
Sinds 2022 beschouwt het Europees Parlement Hongarije – een volwaardig EU-lid – zelfs niet meer als een echte democratie. Technisch gezien worden er nog wel verkiezingen gehouden, maar de spelregels zijn duidelijk naar Fidesz, Orbáns partij, toe gebogen. Denk aan hertekening van kiesdistricten en bijna geen zendtijd of overheidssteun voor oppositiepartijen.
Toch laat de oppositie zich niet stilhoudend wegduwen. Vandaag organiseert Magyar namelijk een grote ‘nationale mars’ – en dat op geen ander moment dan de Hongaarse nationale feestdag, 23 oktober. Die datum herinnert aan de volksopstand van 1956 tegen de Sovjet-hegemonie én aan de officiële instelling van de Republiek Hongarije. Voor Magyar is dit de start van zijn campagne richting de parlementsverkiezingen in april 2026.
Maar wie is deze nieuwe ster aan de Hongaarse politieke hemel? Niet wat je misschien zou denken. Volgens Hongarije-expert Huub Bellemakers was Magyar zelf ooit een trouwe Fidesz’er – een conservatief en nationalistisch type. Hij was zelfs getrouwd met Judit Varga, voormalig minister van Justitie. Toen hun relatie uiteenviel, begon ook zijn breuk met de regering. Uit frustratie over zowel Orbáns beleid als de versnipperde oppositie richtte hij eind vorig jaar Tisza op, een pro-Europese, liberale beweging.
En wat blijkt? Tisza sloeg meteen hard aan. Bij de Europese verkiezingen haalde de partij bijna 30% van de stemmen – het beste resultaat voor een anti-Fidesz-partij sinds 2006. Begin deze maand organiseerde Tisza alweer een protest tegen de staatsmedia, waarbij demonstranten eisten dat de publieke omroep weer onpartijdig zou worden.
Inmiddels staat Magyar in peilingen ruim voor op Orbán, vooral in de stedelijke gebieden. De mensen hebben genoeg van de hoge inflatie en stijgende levensonderhoudskosten, terwijl lonen achterblijven. Kritiek groeit ook op hoe Orbán de EU-subsidies gebruikt: meer vriendjespolitiek dan echte economische ontwikkeling, zo luidt de aanklacht.
Er speelt nog iets anders: de Europese Commissie heeft subsidies voor Hongarije bevroren – samen goed voor zo’n 18 miljard euro. Geld dat het land hard nodig heeft. Dat doet pijn bij de bevolking, en geeft de oppositie een krachtig argument. RTL-correspondent Jeroen Akkermans ziet het al voor zich: “Als Orbán moet vertrekken, kan Magyar ervoor zorgen dat die EU-gelden weer vrijkomen. Dan heeft hij meteen een vliegende start.”
Maar donder op: Orbán zal niet zomaar opzijstappen. Zijn partij Fidesz zal alles doen om te winnen, zeker nu de verkiezingen pas op het nippertje beslist worden. Bovendien heeft Orbán nog altijd veel steun op het platteland, en de media zijn massaal pro-regering. Ook zijn pro-Russische koers begint sommigen dwars te zitten, maar dat weegt blijkbaar niet zwaar genoeg bij zijn kernkiesbasis.
Terwijl Magyar zijn mars organiseert, houdt Fidesz vandaag ook een optocht – zij noemen het een ‘vredesmars’. En natuurlijk krijgt Magyar daar geen aandacht voor op de overheidszenders. Aan het einde spreekt Orbán zelf op het Heldenplein in Boedapest. Verwacht geen vriendelijke toespraak: vorige maand liet hij al weten dat hij absoluut niet wil dat de hoofdstad verandert in “een drugsnest voor migrantenknuffelaars en een LHBTI-paradijs”.
Bellemakers waarschuwt: “We weten niet wat er in de komende maanden gebeurt. Maar Fidesz zal alles doen om Magyar zwart te maken.”
Ondertussen durft Adam, een jonge Hongaar, zijn stem te laten horen. In juni liep hij mee in de verboden Pride-tocht in Boedapest. In een emotionele video legt hij uit waarom hij vindt dat Orbán niet opnieuw mag winnen.
Waarom jongeren pesten op video zetten en delen
Stel je voor: je wordt uitgescholden, gepest of zelfs fysiek aangepakt – en terwijl dat gebeurt, houdt iemand zijn telefoon omhoog. Niet om te helpen, maar om het te filmen. En daarna deelt die persoon het filmpje gewoon op TikTok of Snapchat. Voor Sonja*, een 13-jarige uit Helmond, is dat echt gebeurd. En zij is niet de enige.
Waarom doen jongeren dit eigenlijk? Jessica Bolwerk, directeur van Stichting Stop Pesten Nu, heeft daar wel ideeën over. Volgens haar gebruiken pesters filmpjes als een soort machtsvertoon. “Het is een manier om anderen bang te maken”, legt ze uit. “Alsof ze zeggen: kijk wat ik met iemand kan doen. Als jij niet meedoet of niet luistert, dan kan dit jou ook overkomen.”
Maar het gaat nog verder. Die filmpjes dienen ook als bewijs. “Je kunt zeggen dat je iemand hebt gekwetst, maar wie gelooft je nou zonder beeldmateriaal? Heb je een clip, dan lijkt het ineens veel echter – en word je serieuzer genomen binnen de groep.”
En hoe zit het met de mensen die erbij staan en filmen, terwijl ze niets doen? Vaak zijn dat geen echte pesters, maar meer meelopers of omstanders. Zij pakken hun telefoon niet per se uit slechte bedoelingen, maar juist om zichzelf veilig te voelen. “Als je je telefoon omhoog houdt, denken de pesters dat je aan hun kant staat”, vertelt Bolwerk. “Dan ben je minder snel het volgende slachtoffer.”
Soms delen jongeren de filmpjes ook om erbij te horen. Populair worden bij de ‘coolere’ kids, of gewoon omdat het aandacht oplevert. Maar wat voor hen misschien een kort moment van erkenning is, voelt voor het slachtoffer als een complete vernedering. “Ze denken: iedereen vindt me een loser nu. Terwijl heel veel mensen juist geschokt zijn en medelijden hebben”, zegt Bolwerk.
Helaas zie je steeds vaker dat pestgedrag gefilmd en gedeeld wordt. En dat maakt het probleem alleen maar erger. Want als niemand ingrijpt, geven ze stiekem toestemming. “Elke keer dat er niemand iets doet, wordt het gemakkelijker om door te gaan”, waarschuwt Bolwerk.
En ja, het is wél strafbaar – zowel het filmen als het delen. Maar dat weten veel jongeren niet. Of ze praten het zichzelf goed: “Ik heb het toch niet gedaan, ik stuurde het alleen door.”
Volgens Bolwerk helpt het pas echt wanneer een wijkagent duidelijk uitlegt dat het serieus is – en dat er juridische gevolgen kunnen zijn. Ook scholen hebben een rol te spelen, maar dat lukt niet altijd even goed. Veel scholen hebben anti-pestprotocollen, maar die zijn vaak jaren oud en werken niet meer. Denk bijvoorbeeld aan het samenzetten van pesters en slachtoffers in een gesprek. “Dat voelt voor het slachtoffer niet veilig. De machtsverschillen blijven bestaan, en het kind durft vaak niet eerlijk te zijn.”
Wat wél helpt? Duidelijke afspraken in de klas, met heldere sancties als je die breekt. “Scholen zijn vaak bang om te straffen en kijken alleen naar waarom iemand pest. Maar zonder consequenties denken pesters gewoon: dan doe ik het morgen weer.”
Belangrijk is ook dat jongeren zelf nadenken over hun gedrag. Bolwerk stelt voor dat pesters zelf opschrijven wat de gevolgen zouden moeten zijn als ze opnieuw fout gaan. “Dan gaan ze écht nadenken over wat ze doen. En als het opnieuw gebeurt, kun je terugkoppelen naar hun eigen woorden. Dat raakt harder dan een standaardstraf.”
Waarom water veel meer aandacht verdient in de verkiezingscampagne
Stel je voor: straks geen kraantje opendraaien en er komt niets uit. Of het water dat wel komt, is niet goed genoeg om te drinken of zelfs om door de natuur te gebruiken. Voor de helft van de Brabanders is dat een echte zorg. Uit onderzoek blijkt dat steeds meer mensen bang zijn dat er gewoonweg te weinig schoon water overblijft – en terecht.
Het probleem? Er hangt een serieuze watersituatie boven Brabant. Niet alleen is er kans op tekort, ook de kwaliteit laat flink te wensen over. En dan wordt het pas echt spannend: er zijn Europese afspraken gemaakt – de ‘Kaderrichtlijn Water’ – die ervoor moeten zorgen dat áltijd voldaan wordt aan strenge eisen. Vanaf 2027 moet al het water in Brabant aan die normen voldoen. Lukt dat niet? Dan kan de EU flinke boetes opleggen. Of nog erger: een soort ‘waterslot’ instellen. Dat zou net zo’n ramp kunnen worden als de huidige stikstofproblematiek, waarbij bijna niets meer vergund wordt.
Toch hoor je er tijdens de verkiezingscampagne amper iets over. Geen grote debatten, geen harde beloftes. Terwijl het eigenlijk een noodsituatie is. “Milieu speelt vrijwel geen rol,” zegt politicoloog Marcel Boogers. “Het gaat vooral over wonen, stikstof en migratie. Maar water is minstens zo belangrijk – en we zitten er duidelijk naast.”
En waarom praten partijen er dan niet over? Simpel: het levert geen stemmen op. “Je kunt hier geen successen mee boeken,” legt Boogers uit. “Je kunt hooguit voorkomen dat het nog erger wordt. Politici zien het liever over hun kant gaan, totdat het te laat is. Dan roepen ze: ‘Die EU heeft dit bedacht!’ – terwijl die regels al twintig jaar staan.”
Toch staat water wel ergens in de programma’s. D66 noemt 2027 een ‘harde deadline’. De VVD wil alleen doen wat absoluut nodig is. Het CDA pleit voor een praktische aanpak. De PVV vindt het oneerlijk dat je met één gemiste doel direct alles kwijt bent – het zogeheten ‘one out, all out’-principe. JA21 wil de Europese regels versoepelen. GroenLinks-PvdA en de SP willen juist strenger: stoppen met lozen van giftige stoffen zoals PFAS.
Je zou denken: daar kun je toch over discussiëren? Absoluut. Maar volgens Boogers moeten media ook hun verantwoordelijkheid nemen. “Rellen bij asielcentra zijn makkelijk te filmen. Milieu is minder ‘sexy’. Maar juist daarom moet er meer aandacht naar toe.” En politici kunnen daar ook aan meewerken. “Ze kunnen het thema gewoon oppakken. Dan gaan mensen erover praten.”
Een kans om dat te doen is komende zaterdag 25 oktober, tijdens Het Debat van het Zuiden. Daar debatteren lijsttrekkers onder andere over water, wonen en migratie. Wie durft er écht in te gaan op dit lastige, maar superbelangrijke onderwerp?
Ziekmeldingen schieten omhoog, vooral door stress
In september zaten meer werknemers thuis met een ziekmelding dan we in jaren hebben gezien. Het aantal meldingen schoot vorige maand namelijk maar liefst 72 procent omhoog vergeleken met augustus. Dat blijkt uit gegevens van de arbodiensten ArboNed en HumanCapitalCare. De piek in september komt bovenop een al opvallende stijging dit najaar.
Hoewel augustus normaal gesproken de maand is met het minste verzuim – denk aan vakanties en meer rust – zat toen al 4,4 procent van de werknemers thuis. Dat was alweer 0,9 procent meer dan in dezelfde maand in 2019. Kortom: de basis voor een zorgelijke trend lag al.
In september kwam er nog een extra factor bij: een golf korte ziekmeldingen vanwege griepachtige klachten. Maar volgens de arbodiensten verklaart dat slechts een klein deel van de toename. De echte oorzaak ligt dieper: steeds meer mensen melden zich ziek vanwege stress.
Stress speelt inmiddels een grote rol in langdurig verzuim. Wie uitvalt door psychische klachten, is gemiddeld ruim acht maanden niet volledig beschikbaar. Bij burn-outs duurt het herstel vaak nog langer. Voor kleine en middelgrote bedrijven is dat hard: vervanging regelen is daar meestal lastiger dan bij grote organisaties.
Van Wijngaarden, directeur medische zaken bij ArboNed, benadrukt dat je dit soort problemen niet met één simpele oplossing kunt tackelen. “Het vraagt samenwerking en aandacht voor de individuele situatie. Preventie is echt cruciaal: vroegtijdig signaleren wanneer iemand overbelast raakt, erover praten en snel ingrijpen.”
Werkgevers kunnen hierin een grote rol spelen, stelt hij. Denk aan regelmatig vragen hoe het écht gaat, de werkdruk bespreekbaar maken en indien nodig ruimte creëren in taken of planning. Kleine acties, grote impact.
Onderwerp van artikel
Onderwijs op de tocht? D66 zegt hardop nee tegen bezuinigingen
Rob Jetten laat tijdens een gesprek met politiek verslaggever Floor Bremer duidelijk weten: D66 stapt niet in een kabinet dat geld gaat snoepen bij het onderwijs. En hij heeft meteen een boodschap voor de VVD: waarom zou je nou juist hierop willen besparen, terwijl we allemaal weten dat het al zo slecht gaat met lezen, rekenen en schrijven in Nederland?
Ook al heeft het vorige kabinet flink geïnvesteerd, toch blijft Nederland achterblijven – denk maar aan het grote lerarentekort. Volgens Jetten is meer geld gewoon echt nodig. Hij legt het beeldkrachtig uit: “Het dak was gewoon enorm lek en we waren halverwege met het herstellen daarvan.”
In het eerdere kabinet heeft D66 ervoor gezorgd dat leraren beter betaald werden. En ja, dat werkt: steeds meer mensen kiezen nu voor de pabo. Maar helaas: de werkdruk is nog steeds hoog en de klassen zijn vaak te groot. Dus stoppen met investeren? Geen optie, vindt Jetten.
Over welke coalitie mogelijk is, houdt hij zich grotendeels op de vlakte. Of hij liever een links of rechts kabinet ziet ontstaan? Daar wil hij geen duidelijk antwoord op geven. Wel laat hij doorschemeren dat D66 een belangrijke rol kan gaan spelen in de formatie.
Eén ding is zeker: samenwerken met PVV of Forum voor Democratie staat voor hem buiten kijf. JA21 sluit hij niet volledig uit, maar: “Die staan wel redelijk onderaan mijn prioriteitenlijstje.”
Meer hoop heeft hij bij de zogeheten RTL-coalitie – de partijen die meededen aan het eerste RTL-debat: CDA, GroenLinks-PvdA, VVD en D66. Zou dat kunnen klikken?
En wat met oud-partijleider Sigrid Kaag als minister? Jetten laat weten dat hij liever met een frisse generatie politici aan de slag gaat. “We moeten kijken hoe we met nieuwe mensen een goed kabinet kunnen bouwen.”
Bekijk hier het volledige gesprek tussen Floor Bremer en Rob Jetten in het RTL Ontbijtnieuws:
