
Sport Nieuws zaterdag 04 oktober, 2025 15:34
De Nederlandse Jake Paul? Roy Meyer zet alles op de bokszak
Je kent die Amerikaanse influencers misschien wel: jongens met een groot ego, veel volgers en een neus voor spektakel – vooral in de ring. Denk aan Jake Paul. Maar nu komt er ook een Nederlandse versie in beeld: Roy Meyer. Alleen is deze kerel niet zomaar iemand van social media. Hij komt met een indrukwekkend sportverleden op zak.
Als judoka pakte hij flink wat medailles op wereldkampioenschappen en Europese kampioenschappen, en in 2016 stond hij zelfs op het Olympisch toneel. Nu, op zijn 34e, hangt hij de judogi aan de kapstok en stapte hij over naar iets nieuws: boksen. En hij meent het serieus.
Komende zaterdag staat zijn tweede bokswedstrijd op het programma, tijdens het event Boxing Influencers. Tegenstander? Niemand minder dan Melvin Manhoef, een naam uit de wereld van kickboksen en MMA. Dus geen makkelijke klus.
Zijn eerste gevecht deed hij eind vorig jaar tegen Nick Nack Pattiwhack – ja, zo heet-ie echt – en dat eindigde met een grondige nederlaag voor de opponent. En dat terwijl Meyer toen nog geen twee maanden had getraind. Sindsdien heeft hij zich volledig ingegraven in de boksring.
“De bokser die ik nu ben, heeft weinig te maken met die van 2024,” vertelt hij. “Ik had de drive, de durf, maar technisch gezien begon ik bijna van nul. Nu heb ik zoveel uren gemaakt dat ik me prima kan meten met ervaren vechters. Als je me nu zou laten vechten tegen een gemiddelde amateurbokser in Europa, denk ik dat ik goed kans maak.”
Wat hem onderscheidt? Snelle aanpassing. Als judoka moest hij jarenlang stoppen vanwege persoonlijke omstandigheden, maar wist hij die achterstand binnen een paar jaar in te halen. Boksen vindt hij leuk, dus gaat het weer razendsnel. “Als je me in de ring ziet, denk je dat ik al zes tot acht jaar boks. Ik leer snel, ik pas snel aan.”
Zijn trainingsschema lijkt trouwens best veel op hoe hij zich ooit voorbereidde op judo. Periodisering, scherp blijven in de laatste week, lichaam optimaal laden. “Ik ben er helemaal klaar voor. Mijn lichaam zit helemaal in de flow.”
Maar dit is niet zomaar een tijdelijk avontuur. “Het is een echte tweede carrière. Ik wil mezelf opnieuw uitdagen.” Zelfs op zijn leeftijd gelooft hij dat hij binnen twee jaar Nederlands kampioen kan worden bij de amateurs. “Met mijn kracht, discipline en knockout power kan ik mensen echt schade toebrengen.”
En wie weet wat daarna komt? Profgevechten? Een uitstapje naar kickboksen of MMA? Daar sluit hij niets uit. Maar eerst: Manhoef.
“Ik heb geen moment van twijfel. Als ik win, schiet ik in een stroomversnelling. En dan kijkt Amerika mee. Zie mij maar als de Nederlandse Jake Paul.”
Als wielerromantiek en commercie botsen: hoe blij zijn ploegen met de EK-trui?
In bijna geen enkele andere sport trek je een prijs aan en draag je die vervolgens tijdens elke wedstrijd – behalve in het wielrennen. De kampioenstrui of leidersshirt is voor veel renners het hoogtepunt van hun carrière. Maar wat voor hen een emotioneel moment is, kan voor hun ploeg en sponsors een beetje een doorn in het oog zijn. Zeker als het gaat om truien zoals de Europese sterrentrui, waar renners dit weekend voor rijden op de EK’s in Frankrijk – en die ze verplicht een heel jaar moeten dragen.
Wielerromantiek botst hier hard met commerciële realiteit.
“Emotioneel mooi, financieel minder”
“Emotioneel is het geweldig”, zegt Iwan Spekenbrink, ploegbaas van Picnic PostNL. “Maar je raakt jezelf er wel in de portemonnee mee.” En dat begrijpt Erwin Janssen, baas van SD Worx-Protime, maar al te goed. “Met sponsoren heb ik er regelmatig over gedebatteerd. Je wordt als team ineens veel minder herkenbaar.”
SD Worx weet er alles van. Vorig jaar hadden ze zo veel nationale en continentale kampioenen in hun gelederen dat het eigen paars-rood-oranje shirt nauwelijks nog te zien was. “Lotte wereldkampioen, Lorena Europees kampioen, Blanka Hongaars kampioen. Dan had je nog de Luxemburgse en Zwitserse kampioen”, somt Janssen op. “Soms reden vier of vijf van de zes meiden in kampioenstruien. Het ziet er leuk uit, maar qua branding zie je niks meer terug.”
En dat is logisch: sponsoren steken geld in wielerploegen juist voor zichtbaarheid. Op truien, broeken, bussen, auto’s – elk centimeter telt. Maar op een kampioenstrui? Daar is reclameruimte schaars.
Sponsorgeld vs. traditie
“De wielerwereld is voor 96 procent afhankelijk van sponsors”, benadrukt Spekenbrink. “Als de truienbeleid direct in conflict komt met hun investeringen, dan profiteren de renners daar uiteindelijk ook niet van.”
Voor renners zijn deze truien natuurlijk onbetaalbare relikwieën – trofeeën die jarenlang aan de muur hangen. Annemiek van Vleuten, tweevoudig wereld- én Europees kampioen, vindt de Europese trui bijvoorbeeld nooit echt mooi geweest. Toch wilde ze hem dragen. “Onze hoofdsponsor snapt dat het belangrijk is voor de renner”, vertelt Janssen. “Maar ze zouden het op prijs stellen als er een subtielere manier was om de teamkleuren toch duidelijk te maken.”
Spekenbrink probeerde dat al eens, in 2017 bij Team Sunweb. Ramon Sinkeldam won de Nederlandse titel en mocht dus in rood-wit-blauw de Tour de France rijden. Maar Sunweb presenteerde een alternatief ontwerp – met meer teamkleuren. Het werd een storm van kritiek. “Aan de driekleur kom je niet!” riepen fans. Uiteindelijk bleef de trui toch traditioneel.
“Achteraf misschien iets te progressief”, geeft Spekenbrink nu toe. “Maar de kern is gebleven: ploegen en renners hebben in dit systeem vrijwel geen inspraak.”
Waarom doen andere sporten het anders?
Spekenbrink vergelijkt het graag met andere sporten: “Als Ferrari in de Formule 1 leidt, rijdt het volgende weekend niet in geel. PSV is vorig jaar landskampioen geworden, maar speelt nu niet in een rood-wit-blauw shirt.”
Wielerteams willen net als clubs als Real Madrid of LA Lakers een sterke identiteit opbouwen – en die kun je verkopen. Maar door alle kampioenstruien wordt die identiteit steeds vager.
“Je wint een grote prijs, wat supermooi is”, zegt Spekenbrink, “maar economisch gezien doe je jezelf tekort. De sport moet erop gericht zijn dat het ook de renners ten goede komt – inclusief financieel. Traditie hoort erbij, maar er moet ook ruimte zijn voor balans.”
Racepakken en reclameplekken
Er komt nog meer bij kijken: tegenwoordig rijden toprenners vaak in eendelige racepakken, speciaal ontworpen voor aerodynamica en comfort. Maar wie een kampioenstrui draagt, mag die niet gebruiken. En ook de reclame op de dijen – een belangrijke plek voor sponsors – verdwijnt dan grotendeels.
“Als renners verplicht worden andere kleding te dragen”, zegt Spekenbrink, “moeten teams die pakken zelf kunnen ontwerpen. Minimaal moeten we op de broek de sponsors op dezelfde plek en grootte kunnen houden. Het heet ‘leiderstrui’, niet ‘leiderspak’.”
Is winnen nu een nadeel?
Is het dan eigenlijk een klein commercieel nadeel om kampioen te worden? “Tuurlijk”, bevestigt Janssen. “Maar sportief staat het voorop. We geven onze sponsors maximaal, maar gaan niet simpelweg een Nederlands vlaggetje op de trui plakken.”
Spekenbrink: “Geloof me, ik voel de emotie. We zijn trots als we in de gele of roze trui rijden. Die traditie respecteren we. Maar we hebben ook een verantwoordelijkheid naar de renners toe – dat ze economisch worden beloond voor hun prestaties.”
En hij twijfelt aan de waarde van alle continentale truien: “De wereldkampioenstrui? Die heeft waarde. Maar die continentale kampioenschappen hebben nog geen geschiedenis. En toch ben je een heel jaar iemand kwijt in een andere trui. Dat werkt niet in het voordeel van de sponsor.”
Overigens: Remco Evenepoel en Marlen Reusser wonnen onlangs zowel de WK- als EK-titel in de tijdrit. Maar op de weg zul je de EK-trui niet zien – want de regenboogtrui staat ‘boven’ de sterrentrui.
Bij de vrouwen komt er sowieso een EK-drager, omdat wereldkampioene Magdeleine Vallieres Canadees is. Maar bij de mannen? Als Tadej Pogačar zondag ook Europees kampioen wordt, dan verschijnt de EK-trui volgend seizoen nergens in het peloton.
Voor de sponsoren? Een kleine zucht van verlichting.
Heitinga de zondebok bij Ajax? De problemen in Amsterdam reiken veel verder dan alleen de trainer
Het had een statement moeten zijn. John Heitinga wilde lef tonen tijdens de Champions League-wedstrijd tegen Marseille, maar in plaats van een krachtige prestatie kreeg Ajax gewoon les. Een pijnlijke 4-0 nederlaag, waarbij de ploeg al na 26 minuten met 3-0 achterstond. Het was minder een voetbalwedstrijd, meer een demonstratie van hoe groot de kloof is tussen de Europese top en wat Ajax momenteel te bieden heeft.
Na afloop probeerde Heitinga nog positief te blijven: hij gelooft dat zijn team kan groeien naar het niveau van het hoogste Europese toneel. Maar eerlijk? Dat klinkt nu meer als een droom dan een realistisch plan. Want de uitdagingen bij Ajax gaan véél verder dan of de trainer nu wel of niet lef toont.
Financiële realiteit: rood licht op de balans
Een dag voor die vernedering in Zuid-Frankrijk kwam de club met harde cijfers naar buiten: een verlies van maar liefst 37,3 miljoen euro. En dat komt vooral omdat er bijna niets binnenkomt via transfers. Terwijl Ajax tussen 2022 en 2024 zo’n 223 miljoen euro heeft uitgegeven aan 25 spelers, heeft de club tot nu toe geen enkele grote doorbraak gemaakt op de transfermarkt. Geen winstverkoop, geen sensatiebedrag – juist het tegenovergestelde.
Tegen Marseille stonden slechts twee van die duur aangekochte namen in de basis: Mika Godts (voor 1 miljoen) en Owen Wijndal (10 miljoen). Verdedigers Josip Sutalo (20,5 miljoen) en Anton Gaaei (4,5 miljoen) zaten nog op de bank. De rest? Veelal vertrokken voor minder dan ze gekost hebben. Kortom: investeren zonder rendement.
Budgetkrimp en interne chaos
De financiële tegenslagen dwongen Ajax vorig seizoen al tot ingrijpende bezuinigingen. Weg met het luxe budget van weleer; nu wordt gespeeld met middelen die beter passen bij Europa League-niveau. Lagere salarissen, kleinere transfers, minder ambitie. En dan hadden we het nog niet eens over de interne reorganisatie, waarbij tientallen medewerkers hun baan verloren.
Technisch directeur Alex Kroes waarschuwde al voor de zomer: “Het is heel lastig om de selectie volgend seizoen te versterken.” En dat is precies wat we nu zien. In plaats van topjong talent met interesse van grote clubs, haalt Ajax nu voetballers uit lagere competities – denk aan Raúl Moro en Lucas Rosa, beiden van een gedegradeerde Spaanse club.
Toch werd dit seizoen weer bijna 50 miljoen euro uitgegeven aan nieuwe aanwinsten zoals Oscar Gloukh, Ko Itakura, Kasper Dolberg, Vitezslav Jaros en James McConnell. Maar een echte kopstuk-aankoop, zoals een ervaren en gerenommeerde hoofdtrainer, zat er niet in.
Heitinga: kind van het huis, maar zoekende coach
In plaats daarvan koos Kroes voor John Heitinga: oud-Ajacied, bekend gezicht, maar vooral onervaren als hoofdtrainer. In 2023 was hij al interim-coach, maar toen vond directeur Sven Mislintat hem nog te licht. Nu staat hij ineens centraal in een storm.
En ja, hij is nog steeds aan het zoeken. Dit seizoen gebruikte hij al 22 verschillende basisspelers – meer dan elke andere eredivisietrainer. Aanvoerder Davy Klaassen gaf zelf toe dat het team de structuur in het spel mist. Heitinga wil aanvallend voetbal spelen, maar in de praktijk schieten degradatiekandidaten als Telstar en NAC Breda vaker op doel in de Johan Cruijff Arena dan Ajax zelf.
Ondanks een relatief makkelijk programma – op PSV na – ligt Ajax al vijf punten achter op koploper Feyenoord. En laten we eerlijk zijn: verliezen van Inter en Marseille was misschien te verwachten, maar het gebeurde op een manier die grenst aan zelfmoord. Met een elftal dat qua kwaliteit en ervaring duidelijk Europa League-niveau is, is het illusoir om in de Champions League agressief druk te zetten.
Terug naar het verleden – en wie er nu moet beslissen
Dit alles roept herinneringen op aan drie jaar geleden, toen Ajax met 1-6 verloor van Napoli. Dat was het begin van het einde voor trainer Alfred Schreuder. Nu staan we weer op soortgelijk dun ijs.
Maar wie neemt nu de beslissing als het fout gaat? Technisch directeur Kroes zit in een lastig parket. Hij heeft Heitinga zelf aangesteld en eiste daarnaast ook nog eens mooier, attractiever voetbal dan onder Farioli. Alleen: hij heeft daar geen échte kwaliteitsaanwinsten aan vastgehouden. Farioli zag het probleem al aankomen – met een kleiner budget en zwaardere concurrentie in de CL zou het bijna onmogelijk worden. Daarom vertrok hij. Nu staat hij bij FC Porto ongeslagen bovenaan in Portugal, met 19 goals voor en slechts één tegen.
Als Kroes nu toch tot het punt komt om Heitinga te ontslaan, dan staat Ajax nog harder in de wind. Want de raad van commissarissen – het toezichthoudende orgaan – is inmiddels grotendeels verdwenen. Drie leden stapten in een maand tijd op. Wie controleert de directie? En wie stelt de volgende trainer aan?
Conclusie: Heitinga is niet het enige probleem
Kortom: ja, Heitinga staat onder vuur. Maar ontslag zal de diepere problemen bij Ajax absoluut niet oplossen. De club kampt met een gebrek aan geld, een onevenwichtig elftal, een te ambitieuze speelronde en een leiding die steeds verder uit elkaar valt. Het is een perfecte storm.
Heitinga gelooft nog in zijn team: “We zijn een ploeg in opbouw. Uiteindelijk krijgen we het op de rit, maar het kost tijd.” Of Ajax die tijd nog heeft, is de grote vraag.
NAC begint traag, laat kansen liggen en pakt weer niets
Wat had kunnen uitmonden in een feestelijke avond bij NAC Breda, eindigde helaas in teleurstelling. In plaats van een bruisende ‘Avondje NAC’ in het Rat Verlegh Stadion, kregen de thuisfans een mager spektakel te verwerken. Na de nipte nederlaag tegen Ajax vorige week, hoopte men op verbetering – maar vrijdagavond ging het wéér mis. Tegen FC Groningen ging NAC met 1-2 onderuit, en dat voelde ook dit keer als een gemiste kans.
De voorbereiding op de wedstrijd was weliswaar feestelijk. Eerder op de dag werd het nieuwe uittenue onthuld, gemaakt in samenwerking met wereldvermaarde DJ Tiësto – een echte zoon van Breda. Het shirt is zwart, met een knipoog naar ‘avondje NAC’, en bevat zelfs een subtiel eerbetoon aan de dj. Tiësto mocht zelfs samen met spelers en scheidsrechters het veld op lopen. Voor de aftrap werd er een minuut stilte gehouden voor Tim Meeùs, langjarig bestuurder en grote naam binnen de club, die op 95-jarige leeftijd is overleden.
Maar zodra de fluit ging, bleef het stil op het veld. De start van de wedstrijd leek meer op een schaakpartij dan op voetbal: beide teams durfden weinig, probeerden elkaar uit te lokken zonder echt risico te nemen. Twee doelpunten vielen alsnog – maar allebei werden ze afgekeurd wegens buitenspel. Da’s balen, zeker voor NAC-aanhang.
Tot halverwege de eerste helft was er weinig te beleven voor de thuisploeg. Pas na een half uur kwam NAC enigszins tot leven, maar echt gevaarlijk? Nee. Groningen drukte iets meer en kreeg de boel in minuut 34 op zijn handen. Tika de Jonge, ooit jeugdspeler bij NAC maar later overgestapt naar Groningen, schoot vanaf 25 meter een harde schuiver richting doel. De bal gleed over het natte gras en vond de weg naar binnen: 0-1.
NAC kon daar niet veel op terugzeggen. Kort voor rust kreeg Frederik Oldrup Jensen een kopkans, maar hij kopte de bal recht op keeper Etienne Vaessen. Even later leek het nog erger te worden: aanvoerder Stije Resink van Groningen schoot rakelings langs de lat, dankzij een topredding van Daniel Belica.
Einde goed, alles goed? Nee, helaas
Na rust veranderde er weinig – totdat het ergens in de tweede helft toch misging. Vanuit een snelle counter kreeg Thom van Bergen de bal van Vaessen aangespeeld rond de middellijn. Een sololoop, een paar Bredase spelers gepasseerd, en de bal stond in het net: 0-2. Het publiek zakte door de knieën.
Toen coach Carl Hoefkens wat wissels doorvoerde, kwam NAC eindelijk tot leven. Charles-Andres Brym werd herhaaldelijk gevaarlijk, Boy Kemper miste een kopbal op een haar na, en de energie steeg. Met negen minuten extra tijd aangekondigd door de vierde official, leek er nog hoop.
En ja hoor – Mohamed Nassoh kopte de aansluitingstreffer binnen! Het stadion kwam tot leven, de regen deerde niemand meer. NAC ging vol voor de 2-2, en bijna was het gelukt: Cherrion Valerius raakte de lat! Maar verder dan dat kwam het niet.
Gevoel van ‘meer had gekund’
FC Groningen was duidelijk beter in de eerste zestig minuten, maar NAC liet zien dat ze in de slotfase écht kunnen vechten. Toch blijft het zuur: ook deze keer voelt het alsof er meer in had gezeten. Na acht duels staat de ploeg op slechts zeven punten. Na de interlandperiode komt PEC Zwolle langs – een duel dat gewonnen moet worden om de degradatiestreep te ontwijken.
Kan Max Verstappen nog wereldkampioen worden? De harde cijfers zeggen: bijna onmogelijk
Laatste zeven races van het Formule 1-seizoen. Een achterstand van maar liefst 69 punten op leider Oscar Piastri. En een miljoenenpubliek dat zich afvraagt: kan Max Verstappen dit echt nog omdraaien?
Voordat we in de rekenmachine duiken, even kijken wat de insiders ervan vinden. Tom Coronel, langjarig coureur en keiharde F1-kenner, gooit er vol vertrouwen uit: “Jongens, dit komt gewoon goed.” Jeroen Bleekemolen is minder overtuigd: “Ik geloof er persoonlijk niet in.” Lando Norris grapjas: “Meer dan nul procent, hoor!” George Russell overdrijft met een knipoog: “Honderd procent, geen twijfel!”
En dan is er natuurlijk Max zelf. Kalm als altijd: “Fifty fifty. Of ik win ‘m, of ik win ‘m niet.” Makkelijk gezegd, toch?
Maar wat zegt de realiteit? Nou, die kent geen gevoel. Die kent alleen cijfers. En daarvoor hebben we Ruud Koning ingeschakeld – bijzonder hoogleraar statistiek & kansrekening aan de Rijksuniversiteit Groningen. En hij heeft een flinke emmer ijskoud water klaarstaan.
“Het past niet eens op een rekenmachine”
Volgens Koning is het aantal mogelijke uitkomsten in de resterende tien races (zeven Grand Prix + drie sprintraces) zo gigantisch dat je het zelfs niet meer kwijt kunt op een standaard rekenapparaat. Toch? Maar één ding is zeker: de kansen voor Verstappen zien er allesbehalve rooskleurig uit.
“Max heeft het simpelweg niet in eigen hand,” legt Koning uit tijdens een informeel college aan de Universiteit van Groningen. “Hij moet 69 punten goedmaken. Als Piastri elke keer direct achter hem eindigt – dus tweede telkens als Max wint – dan is Piastri gewoon kampioen.”
Geen ruimte voor fouten. Geen ruimte voor pech. Geen ruimte voor geluk.
Wat zijn de echte kansen?
Laten we optimistisch zijn: stel dat Verstappen in elke race beter presteert dan Piastri, en dat hij daar een kans van 60% op heeft. Dan moet je die 0,60 tien keer met zichzelf vermenigvuldigen – want tien races over. Dat levert op: 0,60¹⁰ = iets van 0,6%. Oftewel: minder dan één procent kans dat Verstappen elke keer voor Piastri eindigt.
Zo’n beetje wensdenken dus, zoals Koning het noemt.
Maar hé – er zijn scenario’s waarin het wél kan. Bijvoorbeeld als Piastri minstens één keer buiten de punten eindigt. Stel: Verstappen wint, en Piastri scoort niks. Dan haalt Max in één klap 25 punten goed (want verschil tussen 1e en niets is 25 punten). Vanaf dat moment heeft hij het weer in eigen hand.
Want: per normale race is het verschil tussen eerste en tweede zeven punten. Zes races over, zes keer zeven is 42. Plus drie sprintraces waar ook punten te verdienen zijn… en dan kun je net genoeg goedmaken.
Het wonder-scenario
Er is écht één denkbeeldige route waarop het lukt. Koning krabbelt het snel op het bord:
- Piastri wordt één keer tweede (+18), zes keer derde (+15), en drie keer valt hij uit (0 punten).
- Verstappen wint alle races.
- En wint bovendien alledrie de sprintraces, met Piastri telkens direct achter hem.
Dan komt Verstappen op een totaal voorsprong van 70 punten. Genoeg voor de vijfde titel.
Maar ja… dit is Formule 1. Twintig coureurs. Onvoorspelbare wedstrijden. Pech, regen, bandenproblemen, safety cars. Elke variabele maakt de berekening complexer. “Het is een oneindige rekensom,” zegt Koning. “Als Piastri drie keer uitvalt, dan kan Max er al bij drie zeges overheen liggen. Maar het zijn er gewoon niet veel, die scenario’s.”
Dus: fifty fifty of pure hoop?
Verstappens “fifty fifty” klinkt stoer. En misschien helpt dat mentaal. Maar volgens de cijfers? Helaas, nee. “Dat is echt wensdenken,” glimlacht Koning. “De kans is kleiner dan 1 procent. Niet nul. Maar wel heel erg klein.”
Dus als dit weekend in Singapore Max derde wordt en Piastri wint? Dan is het zo goed als afgelopen.
Maar hé – het is sport. En zolang er een greintje kans is, blijft het spannend.
Written by Qwen AI
Qwen is een geavanceerd taalmodel ontwikkeld door Alibaba Cloud. Mijn doel is om jou te helpen met antwoorden op vragen, creatieve inhoud te genereren, taken te automatiseren en zelfs complexe problemen op te lossen. Ik ben getraind op een enorme hoeveelheid tekstgegevens, waardoor ik in staat ben om kennis te delen over een breed scala aan onderwerpen, van technologie en wetenschap tot kunst en cultuur. Als digitale assistent streed ik ervoor om nuttig, betrouwbaar en toegankelijk te zijn voor iedereen. Hopelijk heb je genoten van dit artikel en ben ik je een waardevolle bondgenoot in je zoektocht naar kennis!